Plaatliggers
Lagere belastingsklassen
Dit type brug wordt vaak voor lagere belastingsklassen toegepast. Er bestaan inmiddels echter verschillende typevariaties waarbij de capaciteit van de ligger is vergroot om ook bij een grotere overspanning het stortgewicht te kunnen dragen zonder dat hierdoor een groot deel van de draagcapaciteit van de brug wordt weggenomen. Plaatliggerbruggen bestaan uit voorgespannen platen die in het werk van een gewapende druklaag worden voorzien. De platen worden in de lengterichting voorgespannen. In dwarsrichting wordt een wapening van FeB 500 aangebracht. Nadat de prefab platen op de landhoofden zijn opgelegd, wordt een dwarswapening over de platen aangebracht. Deze wapening bestaat uit een dubbel net voor het opnemen van zowel negatieve als positieve momenten en dwarskrachten. De druklaag kan worden gestort zonder dat de platen verder worden ondersteund. De dikte van de druklaag bedraagt meestal 150 tot 200 mm, wat neerkomt op een massa van 3,75 tot 5,0 kN/m2.
Plaatbrug
Belastingsstadium
Het storten van de druklaag is dus een belangrijk belastingsstadium voor de platen. De spanningen ten gevolge van deze belasting blijven gedurende de gehele levensduur van de brug bestaan. Op deze wijze ontstaat een dekconstructie met verschillende stijfheden in de overspanningsrichting en de dwarsrichting. In langsrichting is het dek door de voorspanning in de fabrieksfase ongescheurd. In dwarsrichting is het dek gewapend, waardoor met een lagere, gescheurde, stijfheid moet worden gerekend. Plaatliggerbruggen worden tot een overspanning van circa 8 meter toegepast. Het dek kan zowel statisch bepaald als statisch onbepaald worden toegepast. Bij een statisch onbepaalde uitvoering wordt ter plaatse van het steunpunt tussen de platen een voeg van circa 100 mm gehouden. Deze wordt tezamen met de druklaag aangestort. Hierdoor ontstaat een doorgaande constructie waarmee door het aanbrengen van steunpuntswapening negatieve momenten kunnen worden opgenomen.